Selecteer een alinea
Financiering
Inleiding
De wet en regelgeving rond financiering bij decentrale overheden is grotendeels geregeld in de Wet financiering decentrale overheden (fido) en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo). De belangrijkste doelstelling van de Wet fido is het bevorderen van een solide financiering en de uitstekende kredietwaardigheid van decentrale overheden op de kapitaalmarkt. In de Wet fido is aangegeven dat overheden uitsluitend ten behoeve van de publieke taak leningen mogen aangaan, garanties verstrekken of geldmiddelen (in de vorm van leningen of deelnemingen) uitzetten. Het verkapte bankieren ook wel 'near banking' genoemd is niet toegestaan. In dat geval wordt geld geleend en vervolgens tegen een hogere rente weer uitgezet. Voorts is in de Wet fido aangegeven dat uitzettingen een prudent karakter moeten hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomsten door het lopen van overmatig risico. Gestreefd wordt naar een balans tussen rendement en risico hetgeen in Ruddo verder wordt uitgewerkt.
In Ruddo worden eisen gesteld aan de kredietwaardigheid van de tegenpartij bij wie de decentrale overheden gelden uitzetten of waarmee zij derivaten afsluiten (beperken debiteurenrisico). Verder stelt de regeling eisen aan de vorm waarin gelden worden uitgezet (beperking marktrisico’s).
Op basis van de Wet houdbare overheidsfinanciën (hof) is de Wet fido eind 2013 gewijzigd. Gemeenten zijn daardoor verplicht om overtollige middelen (boven een drempelbedrag) aan te houden in de schatkist, waardoor een bijdrage wordt geleverd om het EMU-saldo te beperken.
De gemeente is verplicht volgens een door uw raad vastgesteld Treasurystatuut te werken. In het treasurystatuut wordt onder treasury verstaan: "alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico's." Alle financieringsactiviteiten worden uitgevoerd binnen het vastgestelde statuut, dat is vastgesteld in de raad van 21 december 2017.
Financiering
Ontwikkelingen
Algemene ontwikkelingen
De uitgaande en inkomende geldstromen van de gemeente houden geen gelijke tred en zijn sterk afhankelijk van het investeringsvolume, de voortgang van investeringsprojecten en de spreiding van de jaarlijkse reguliere uitgaven en inkomsten. In 2017 is de financieringsbehoefte voor de gerealiseerde investeringsuitgaven voor onderwijshuisvesting, wegen en riolering onverminderd groot gebleven. De in december 2016 aangetrokken (langlopende) geldlening, de keuzes en temporisering van de geplande investeringsprojecten in combinatie met uitvoering van de nota Bloemendaal duurzaam financieel houdbaar hebben in 2017 niet geleid tot een toename van de schuldpositie. Uit de begin 2018 opgestelde tussenrapportage Bloemendaal financieel duurzaam blijkt echter dat de financieringsbehoefte onverminderd groot blijft en de schuldpositie op lange termijn nadelig wordt beïnvloed. In de meerjarenbegroting is met een toename van de rentekosten rekening gehouden. De financieringsbehoefte wordt via een wekelijkse bijstelling van de liquiditeitsprognose gemonitord. Dit is nodig om de liquiditeitspositie op orde en onder controle te houden waardoor tijdig en adequaat kan worden gereageerd op de geld- en de kapitaalmarkt. De voortdurende financieringsbehoefte zal vooralsnog met kasgeldleningen opgevangen. Deze vorm van financiering is voordeliger dan het aantrekken van nieuwe (langlopende) geldleningen. Echter wetgeving noodzaakt tot consolidatie over te gaan om voortdurende overschrijding van de kasgeldlimiet te voorkomen en de renterisiconorm te borgen. Over consolidatie en de ontwikkeling van de schuldpositie wordt u in de paragraaf financiering bij de reguliere P&C-producten geïnformeerd.
Renteontwikkeling
In 2017 is voor investeringen gerekend met een rentepercentage van 2% zoals opgenomen in de Kadernota 2017. De ontwikkeling van de rentetarieven op de geld- en kapitaalmarkt wordt nauwlettend gevolgd. De gemeente Bloemendaal heeft hier in het geheel geen invloed op en zal de tarieven als een gegeven moeten aanvaarden.
Financiering
Risicobeheer
De gemeente mag volgens het treasurystatuut alleen gelden verstrekken of garanties stellen als dat uit hoofde van de publieke taak gebeurt, niet gericht is op het verkrijgen van inkomen en er geen overmatige risico’s gelopen worden.
Kasgeldlimiet
De kasgeldlimiet geeft het renterisico op korte termijn (korter dan één jaar) weer. Jaarlijks geeft het ministerie aan welk bedrag gemeenten met kortlopende geldleningen mag financieren: de kasgeldlimiet. Onder de kasgeldlimiet valt ook het 'rood' staan op de rekening-courant.
De limiet bedraagt 8,5% van de totale exploitatiebegroting. Dit kwam in 2017 neer op een toegestane financiering met kortlopend geld van afgerond € 3,9 miljoen. De financieringsovereenkomst, die de gemeente Bloemendaal met de BNG BANK heeft afgesloten, staat een krediet tot dit niveau toe. Op 30 december 2016 is een geldlening van € 5 miljoen aangetrokken met een looptijd tot 8 januari 2018. Deze lening wordt als vast aangemerkt en heeft ertoe geleid dat de kasgeldlimiet in 2017 niet is overschreden. De financieringsbehoefte gedurende het jaar is met kasgeldleningen binnen de limiet opgevangen. Deze vorm van financiering is voordeliger geweest dan het afsluiten van een nieuwe langlopende geldlening. Een overschrijding van de kasgeldlimiet wordt door de toezichthouder gemonitord. De provincie Noord Holland kan bij incidentele wijzigingen in het uitgaven- en inkomstenpatroon ontheffing verlenen voor de duur van maximaal twee kwartalen. Een ontheffingsverzoek is in 2017 niet aan de orde geweest.
Kasgeldlimiet 2017 (x € 1.000) | |
---|---|
Begrotingstotaal | 46.400 |
Ministerieel vastgesteld percentage | 8,5 % |
Kasgeldlimiet | 3.944 |
Financiering
Financiering
In de financieringsovereenkomst (Krediet- en Depotarrangement) met de BNG BANK is ook het liquiditeitenbeheer opgenomen. Een tekort aan middelen kan hierdoor op voordelige wijze worden geleend zonder risico voor de gemeente. Met behulp van de liquiditeitenplanning wordt inzicht verkregen in de financieringsbehoefte.
Schatkistbankieren
De wet verplicht alle decentrale overheden hun overtollige (liquide) middelen aan te houden bij het ministerie van Financiën, de rijksschatkist. De gemeente mag zijn overtollige middelen tot een bepaald bedrag buiten de schatkist van het Rijk aanhouden. Voor een gemeente met een begrotingstotaal kleiner of gelijk aan € 500 miljoen is het drempelbedrag gelijk aan 0,75% van het begrotingstotaal, waarbij het drempelbedrag minimaal € 250.000 bedraagt. Het drempelbedrag voor Bloemendaal bedroeg in 2017 op basis van het begrotingstotaal € 348.000. Dagelijks worden de overtollige middelen in rekening-courant automatisch met het rijk verrekend. De gemeente Bloemendaal heeft in 2017 geen substantiële overtollige middelen uitgezet. Met de verplichte deelname aan het schatkistbankieren is het beleggingsrisico waaraan de gemeente wordt blootgesteld verminderd. Echter dient de gemeente ook weer niet over-liquide te zijn, omdat de rente-inkomsten uit de verplichte belegging bij het rijk marginaal zijn. De liquiditeit- en koersrisicobewaking vraagt om een continue aandacht voor de renteontwikkeling in relatie tot de stand in rekening-courant bij de BNG BANK.
Ontwikkeling liquiditeitspositie
Op basis van geactualiseerde liquiditeitsbegrotingen worden de wijzigingen in de uitgaande en inkomende geldstromen opgevangen binnen de ruimte van de kasgeldlimiet. Gedurende het gehele jaar stond de financieringspositie van de gemeente door het investeringsvolume voor onderwijshuisvesting, wegen en riolering onder continue druk. Met het op gang komen van de invorderingstermijnen gemeentelijke belastingen, de ontvangsten van de jaarlijkse uitkering uit het BTW-compensatiefonds per 1 juli en de verkoopopbrengst van vastgoed (Brouwerskolkweg 2 en Sterreboslaan 21) is de financieringsbehoefte en liquiditeitspositie gedurende het jaar 2017 in control gebleven. Echter door de voortgang van de onderhanden en geplande investeringen en de aflossing van een vaste geldlening van € 5 miljoen in januari 2018 zal de financieringsbehoefte onverminderd groot blijven waardoor een beroep op de geld- en kapitaalmarkt zal moeten worden gedaan. De liquiditeitspositie wordt nauwlettend gevolgd om overschrijding van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm te borgen.
Renterisiconorm
Als maatstaf voor de vaste schuld is door het ministerie van BZK de renterisiconorm ontwikkeld: jaarlijks mogen de verplichte aflossingen en de renteherzieningen niet meer dan 20% van het begrotingstotaal bedragen. Omdat deze norm niet overschreden mag worden, ontstaat er een spreiding van opgenomen geldleningen en daardoor ook van rente-aanpassingsdata en looptijden.
De reguliere aflossingen van drie lineaire geldleningen hebben in 2017 niet geleid tot overschrijding van de renterisiconorm.
Stap | Variabelen | 2017 |
---|---|---|
Renterisico(norm) | (x € 1.000) | |
(1) | Renteherzieningen | - |
(2) | Aflossingen | 1.150 |
(3) | Renterisico (1+2) | 1.150 |
(4) | Renterisiconorm | 9.280 |
(5a)=(4-3) | Ruimte onder renterisiconorm | 8.130 |
(5b)=(3-4) | Overschrijding renterisiconorm | - |
Berekening | Renterisiconorm | |
(4a) | Begrotingstotaal | 46.400 |
(4b) | Percentage | 20% |
Leningenportefeuille
Aangegane langlopende geldleningen | 2017 |
---|---|
Leningenbestand per 1 januari 2017 | 31.100.000 |
Reguliere aflossing | 1.150.000 |
Vervroegde aflossing | 0 |
Nieuw aangetrokken leningen 2017 | 0 |
Leningenbestand per 31 december 2017 | 29.950.000 |
Financieringspositie
Gemeentefinanciering heeft betrekking op de financiering van de organisatie voor de lange termijn. Zodra de financieringsmiddelen (de reserves, voorzieningen en opgenomen geldleningen) lager zijn dan het totaal van de boekwaarde van de investeringen, inclusief voorraden, is dit een teken dat de gemeente een vaste geldlening moet gaan aantrekken.
(bedragen x € 1.000) | 1-1-2014 | 1-1-2015 | 1-1-2016 | 1-1-2017 | 31-12-2017 |
---|---|---|---|---|---|
Eigen vermogen | 29.186 | 27.279 | 26.948 | 27.397 | 30.259 |
Voorzieningen | 3.929 | 10.263 | 7.809 | 4.469 | 3.654 |
Opgenomen geldleningen | 29.678 | 35.151 | 25.000 | 31.100 | 29.950 |
Totaal financieringsmiddelen | 62.793 | 72.693 | 59.757 | 62.966 | 63.863 |
Vaste activa | 41.269 | 52.207 | 57.523 | 61.805 | 61.476 |
Voorraad grond | 20.346 | 15.543 | 5.560 | 0 | 0 |
Totaal activa en gronden | 61.615 | 67.750 | 63.083 | 61.805 | 61.476 |
Saldo financiering | 1.178 | 4.943 | -3.326 | 1.161 | 2.387 |
In 2017 is het financieringsoverschot toegenomen. Het eigen vermogen is met ca. € 2,9 miljoen gegroeid.
Rentekosten
Het aantrekken en verstrekken van geldleningen betreft een treasury-activiteit waaruit respectievelijk rentelasten en rentebaten voortvloeien die worden verantwoord op het taakveld Treasury. Het saldo van deze rentelasten en -baten moet aan de taakvelden worden toegerekend met behulp van een renteomslag. Rente van leningen die specifiek zijn aangetrokken voor een project of (door)verstrekking (=projectfinanciering) en rente aan grondexploitaties blijven buiten de omslagberekening. Dit geldt ook voor de rentevergoeding die evt. berekend wordt over het eigen vermogen en/of de voorzieningen. Alhoewel in het BBV de mogelijkheid nog blijft bestaan om een dergelijke rentevergoeding te berekenen is vanwege het verlangde inzicht, de eenvoud en transparantie ervoor gekozen deze systematiek niet meer toe te passen. Verder heeft de gemeente geen projectfinancieringen aangetrokken. Wat rest is de toe te rekenen omslagrente. De omslagrente wordt berekend door de aan de taakvelden toe te rekenen rente te delen door de boekwaarde per 1 januari van de vaste activa die integraal zijn gefinancierd. Het geraamde omslagpercentage 2017 bedroeg 1,002% en is gebaseerd op de in het verleden afgesloten en toekomstige af te sluiten vaste geldleningen. De rente is laag als gevolg van lagere rentes op de kapitaalmarkt en het vervangen van duurdere (oude) leningen door goedkopere (nieuwe) leningen.
In het volgende schema wordt inzicht gegeven in de werkelijke rentelasten externe financiering, het renteresultaat en de wijze van rentetoerekening.
Renteschema: | in € | ||
---|---|---|---|
De externe rentelasten over de korte en lange financiering | 480.498 | ||
De externe rentebaten over de korte en lange financiering | -/- | 13.192 | |
Saldo rentelasten en rentebaten | 467.306 | ||
Rente grondexploitaties | -/- | - | |
Rente projectfinanciering | -/- | - | |
Rente door verstrekte leningen | -/- | 6.809 | |
Aan taakvelden toe te rekenen externe rente | 460.497 | ||
Rente over eigen vermogen | - | ||
Rente over voorzieningen | - | ||
Totaal aan taakvelden toe te rekenen rente | 460.497 | ||
De aan taakvelden toegerekende rente (omslagrente) | -/- | 619.187 | |
Renteresultaat op het taakveld Treasury | -/- | 158.690 |
De boekwaarde van de activa die integraal is gefinancierd per 1 januari 2017 bedraagt € 61,8 miljoen. De aan taakvelden toegerekende rente bedraagt 1,002% over € 61,8 miljoen = € 0,619 miljoen.
De afwijking tussen de werkelijke rentelasten € 0,460 miljoen en de toegerekende rentelasten € 0,619 miljoen bedraagt € 0,159 miljoen. Deze afwijking bedraagt ruim 34% van de werkelijke rentelasten. In de begroting 2017 is rekening gehouden met een herfinanciering van € 10 miljoen tegen een rekenpercentage van 2%. Het voordeel op de rentekosten wordt door een aantal ontwikkelingen veroorzaakt. De temporisering van de investeringen als uitvloeisel van de nota Bloemendaal duurzaam financieel houdbaar en de verkoopopbrengsten vastgoed hebben een positieve uitwerking gehad op de financieringspositie. Daarnaast is de (verminderde) financieringsbehoefte opgevangen met een geldlening tegen een negatieve rente van 0,20%.
Financiering
EMU saldo
Bij invoering van de euro in de Europese Gemeenschap is afgesproken, dat het begrotingstekort per deelnemend land beperkt moet blijven tot maximaal 3%. Het EMU-saldo van de overheid is een in Europees verband gehanteerd en gedefinieerd macro-economisch begrip. Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de overheid. Dit begrotingstekort kan bestaan uit een drietal aspecten: het begrotingstekort op rijksniveau, het begrotingstekort op provinciaal niveau en het begrotingstekort op gemeentelijk niveau (het EMU-saldo van de gemeenten).
Het aandeel van de decentrale overheden in het EMU-saldo is macro genormeerd. De rijksoverheid maakt daarover afspraken met het IPO, de VNG en de UvW.
In het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) is afgesproken de EMU-tekortnorm voor 2017 vast te stellen op –0,3 % van het bruto binnenlands product (bbp). Deze norm is in lijn met het Financieel akkoord 2013-2017 dat eerder gesloten is tussen kabinet en decentrale overheden. Tevens is afgesproken om het overeengekomen collectieve aandeel van de decentrale overheden voor het EMU-saldo niet verder uit te splitsen naar gemeenten, provincies en waterschappen. Dit heeft tot gevolg dat ook voor 2017 geen EMU-referentiewaarde per individuele decentrale overheid wordt vastgesteld.
Via de Wet houdbare overheidsfinanciën (wet HOF) houdt het Rijk sturing op het schuldenplafond van gemeenten. Gemeenten hebben echter altijd een bepaalde tekortruimte nodig voor investeringen in bijvoorbeeld (ver)bouw van scholen, wegen en riolering. De hoogte van dergelijke investeringen wisselt per jaar en kunnen niet in één keer uit de inkomsten van het betreffende jaar worden gefinancierd.
De gemeente verstrekt jaarlijks begrotingsinformatie over het EMU-saldo aan het CBS via de zogenoemde EMU-enquête. Deze wordt jaarlijks voor 15 november aangeleverd en bevat gegevens over het lopende begrotingsjaar en de twee jaren daarop volgend. Het CBS heeft aan het einde van het betreffende jaar een voorlopig landelijk beeld van het EMU-saldo mede-overheden van de komende twee jaar. Het werkelijke EMU-saldo 2017 voor de gemeente Bloemendaal bedraagt ruim € 2,5 miljoen positief. Dit als gevolg van de temporisering van de investeringen in combinatie met gerealiseerde verkoopopbrengsten vastgoed.
| 2017 | 2018 | 2019 | |
---|---|---|---|---|
volgens | volgens begroting 2018 | volgens | ||
+ 1 | Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) | 2.863 | -408 | -187 |
+ 2 | Afschrijvingen ten laste van de exploitatie | 2.407 | 2.492 | 2.536 |
+ 3 | Bruto dotaties aan de post voorzieningen ten laste van de exploitatie | 707 | 1.073 | 1.194 |
- 4 | Investeringen in (im)materiële vaste activa die op de balans worden geactiveerd | 2.078 | 3.888 | 8.029 |
+ 5 | Baten uit bijdragen van andere overheden, de Europese Unie en overigen, die niet op de exploitatie zijn verantwoord en niet al in mindering zijn gebracht bij post 4 | 0 | 0 | 0 |
+ 6 | Desinvesteringen in (im)materiële vaste activa: Baten uit desinvesteringen in (im)materiële vaste activa (tegen verkoopprijs), voor zover niet op exploitatie verantwoord | 0 | 0 | 0 |
- 7 | Aankoop van grond en de uitgaven aan bouw-, woonrijp maken e.d. (alleen transacties met derden die niet op de exploitatie staan) | 0 | 0 | 0 |
+ 8 | Baten bouwgrondexploitatie: | |||
Baten voor zover transacties niet op exploitatie verantwoord | 0 | 0 | 0 | |
- 9 | Lasten op balanspost Voorzieningen voor zover deze transacties met derden betreffen | 1.316 | 480 | 1.155 |
- 10 | Lasten i.v.m. transacties met derden, die niet via de onder post 1 genoemde exploitatie lopen, maar rechtstreeks ten laste van de reserves (inclusief fondsen en dergelijke) worden gebracht en die nog niet vallen onder één van bovenstaande posten | 0 | 0 | 0 |
11 | Verkoop van effecten: | |||
11a | Gaat u effecten verkopen? (ja/nee) | nee | nee | nee |
- 11b | Zo ja, wat is bij verkoop de verwachte boekwinst op de exploitatie? | 0 | 0 | 0 |
Berekend EMU-saldo | 2.584 | -1.211 | -5.641 |